Art. 9:24
§ 1. Een VZW uitsluitend gevormd voor de studie, de bescherming en de ontwikkeling van de beroepsbelangen van haar leden kan door de minister die Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, worden erkend als "beroepsvereniging" of "federatie van beroepsverenigingen".
§ 2. De erkenning wordt uitsluitend verleend aan een VZW waarvan het voorwerp in overeenstemming is met paragraaf 1 en die zelf beroep noch ambacht uitoefent. Worden haar echter toegelaten:
- 1° de overeenkomsten, en namelijk de aan- en verkopen nodig tot instandhouding van haar leerwerkhuizen;
- 2° de aankopen, met het oog op doorverkoop aan haar leden, van grondstoffen, zaden, meststoffen, vee, machines en andere werktuigen, en, in het algemeen, van alle voorwerpen die tot de uitoefening van het beroep of het ambacht van deze leden behoren;
- 3° de aankopen van de opbrengsten van het beroep of van het ambacht van haar leden, en hun doorverkoop;
- 4° alle commissieverhandelingen, voor haar leden, betreffende de verrichtingen in dit lid, 2° en 3° ;
- 5° de aankopen van vee, machines en andere werktuigen, en, in het algemeen, van alle voorwerpen bestemd om de eigendom te blijven van de vereniging om te worden gebruikt door haar leden, bij verhuring of anders, met het oog op de uitoefening van hun beroep of van hun ambacht.
Om te worden erkend moeten de statuten van de vereniging bovendien het volgende vermelden:
- 1° de voorwaarden voor de in- en uittrede van de verschillende door de statuten erkende categorieën van leden; ieder lid heeft het recht te allen tijde de vereniging te verlaten; deze laatste kan, in voorkomend geval, slechts zijn vervallen en lopende bijdragen eisen;
- 2° de voorwaarden waaraan de leden van het bestuursorgaan moeten voldoen en de duur van hun mandaat, dat niet langer mag zijn dan vier jaar en op elk ogenblik kan worden beëindigd door de algemene vergadering;
- 3° de sancties die de vereniging in voorkomend geval oplegt bij niet-naleving van haar reglementen;
- 4° de verbintenis om, samen met de tegenpartij, de middelen te zoeken om hetzij bij verzoening, hetzij bij arbitrage ieder geschil over de werkvoorwaarden dat de vereniging aangaat te beslechten. De sancties bedoeld onder het derde lid, 3°, mogen geen verband hebben met bepalingen of feiten die van aard zouden zijn inbreuk te maken op de rechten van personen vreemd aan de vereniging. Indien om een erkenning als federatie van beroepsverengingen wordt verzocht, moeten de statuten bovendien erin voorzien dat de verbonden verenigingen de federatie te allen tijde mogen verlaten, mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden, en de wijze waarop de terugtrekking wordt geregeld bepalen.
§ 3. De erkenningsprocedure wordt vastgesteld door de Koning.